Op mossenjacht

Wie denkt dat het in de natuur ’s winters maar doods is, moet beter opletten.  Want ze staan vrijwel altijd overal, zomer en winter, en al miljoenen jaren langer dan er bloemplanten bestaan. Nu de ’s zomers overheersende bloemenplanten het veld geruimd hebben, kunnen we achter ze aan: de mossen. De onopvallende groene miniplantjes van ongekende schoonheid.

Hen met een loepje bekijkend, verzeil je in een andere wereld. Mossenbossen. Wouden van steeltjes, bladeren die rimpelig zijn of bijna doorzichtig, puntig uitstekende nerf of helemaal geen nerf, soms met warrige haren aan de stengel. Op een paar vierkante centimeter kunnen wel vier soorten door elkaar staan. Maar welke zijn dat?

Gelukkig loop ik rond met mossenkenner Michel Zwarts, want hoe verschillend mosjes ook kunnen zijn, ze kunnen ook heel sterk op elkaar lijken. Een kapsel helpt erg goed bij het herkennen van een mos, vindt hij. ‘Als je haar maar goed zit’, denkt een mossenleek dan. Maar de mossenkenner ziet de bolvormige doosjes voor zich die op een lang dun steeltje boven het plantje uitsteken, of bij sommige soorten juist tussen de blaadjes zitten. Hierin rijpen de sporen die in enorme aantallen door de wind verspreid worden als het kapsel opengaat. Mossen kunnen hierdoor echt overal opduiken. Als de groeiomstandigheden maar naar hun zin zijn.

We komen Gewoon krulmos tegen. Vol met kapsels hangend aan stengels, gebogen als een sierlijke zwanenhals. Mossen hebben allemaal een eigen voorkeur. Deze soort houdt van omgewoelde grond. En van rijke grond. ‘Waar het ene jaar een kampvuur is gestookt, staat het jaar daarop Gewoon krulmos,’ zegt Michel. Daar zorgt de verrijking door de as voor. Een typische campingsoort dus.

Andere mossoorten houden van natte oevers of van open terrein, van dood hout of van oude boomstammen. Andere staan liever op steen. Alles kan, want een mos haalt geen voedsel uit de bodem maar dit wordt direct via de blaadjes opgenomen uit lucht en water. Wat worteltjes lijken, zijn niet meer dan draden om zich te hechten aan hun standplaats. Bij vocht leeft mos op, bij droogte verschrompelen de blaadjes tot iets onooglijks. Tot het weer regent. Dan staat het mosje er weer fris en groen.

Ook al duiken ze overal op, onkwetsbaar zijn ze niet. Vooral mossen die arme grond verkiezen hebben het zwaar. Verrijking van de grond door continue neerslag van te veel stikstof doet hen de das om. Maar op de Betuwse klei, in de vele nieuwe natuur binnen Park Lingezegen, pakken veel mossen hun kans. In zomer en winter.

Door Margreet Jellema

tapijt van voornamelijk Gewoon krulmos

Kleismaragdsteeltje en Gewoon krulmos met kapsels

Misschien vind je deze berichten ook interessant