Blog: Wereld van wilde bijen

Bloemen, de zon schijnt erboven en de bijen zoemen rond. Lang niet allemaal zijn het de bekende honingbijen. Ook wilde bijen zoeken in Park Lingezegen naar nectar en stuifmeel. Zij worden niet, zoals honingbijen verzorgd door een imker, maar ze moeten zichzelf redden. Het blijkt een wereld apart, die van de wilde bijen. Margreet Jellema schrijft er over.

 

Vier man sterk loopt de ploeg wilde bijen-tellers door de voedselbossen in De Park, en ik er achteraan. Met witte netten over de bloemen zwaaiend, vangen ze de insecten om ze op naam te kunnen brengen. In geval van twijfel wordt het bijtje in een buisje gestopt en meegenomen voor grondiger inspectie. Die krijgt later de vrijheid terug. Er zijn een 350 soorten wilde bijen, die vaak erg klein van stuk zijn, en dan is het niet altijd even makkelijk om ze op naam te brengen… Het wilde-bijentellen is een onderdeel van een breder monitorprogramma waarmee in de loop van de jaren een beeld verkregen wordt van de natuurontwikkeling in dit gebied.

 

In het zand

Op een zandig, vrij kaal stukje verschuift de aandacht naar de bodem. Bijenteller Johan Mittendorff wijst me op de wondere bijenwereld onder onze voeten. Bijtjes kruipen in en uit de minuscule gaatjes in het zand. Zelfs voor een kleine wilde bij lijkt me dat onmogelijk, maar ze doen het gewoon. Het blijkt dat de meeste soorten wilde bijen hun nestjes in de grond te maken.
Johan wijst op het bijengeboefte dat hier rondhangt. Verschillende soorten parasitaire bijen, ook koekoeksbijen genoemd, wachten hun kans af, om toe te slaan. Hij ziet wespbijtjes – met een gestreept achterlijf lijken ze inderdaad op een wesp – en bloedbijtjes. En is er ook nog de groefbijendoder. Met die naam heeft het dier geen nadere toelichting nodig. Een groefbijtje legt nietsvermoedend in de ondergrondse gangen haar eitjes en voegt een portie stuifmeel toe waar de larven, die uit de eitjes komen, van kunnen opgroeien. Vervolgens legt een parasitair bijtje haar eigen eitjes erbij. Haar jongen zullen opgroeien op het achtergelaten stuifmeel, ten koste van de groefbijlarfjes. Net als het koekoeksjong in een vogelnest profiteert het jong van het voedsel dat voor een ander bedoeld is.

 

Van alles wat

Koekoeksbijen zijn niet het enige gevaar voor wilde bijen. Exotische bloemensoorten die onbekend en dus onbemind zijn,  glad gemaaide bermen, velden vol monocultuur zoals weilanden en maisakkers, leveren geen voedsel om van te leven. Dat ze niet zulke lange afstanden kunnen vliegen als honingbijen beperkt hun mogelijkheden. En aantal soorten is ook nog eens op een bepaald soort planten gespecialiseerd. Zijn die er niet, dan is het bijtje er ook niet (meer). Ze vliegen alleen in de periode dat die bloemen bloeien.
Variatie is het toverwoord. Variatie in soorten bloemen, bloeiende planten door het hele seizoen heen. Variatie in nestplekken zoals zand en ook oud hout, holle plantenstengels of een insectenhotel, zodat elke bij wat van haar gading vindt. In een natuurlijk landschap als in Lingezegen, en ook in een natuurlijke tuin, is dit mogelijk.

 

 

 

 

 

 

De wespbij verlaat een nest van een andere bij waar eitjes zijn bijgelegd (Foto Creative Commons).

Misschien vind je deze berichten ook interessant