Park Lingezegen

Blog overgenomen van www.volontegenerale.nl/

 

Over dit pad langs de rivier fiets ik naar mijn werk. In deze contreien is de Linge nog nauwelijks meer dan een uitgestrekt kanaal met een onberoerd waterdek. Enkel een briesje of wat flipperende koetenvoeten maken dat ze hier en daar wat in haar eigen sop kringelt, maar meer ook niet. Het zijn de begindagen van het voorjaar van veertien en met deze wind in mijn rug voel ik de eerste zonnestralen nog voorzichtig maar ongestoord mijn onderarmen warmen. Ik heb er mijn mouwen speciaal voor opgestroopt. We zijn er weer, de zon en ik, op deze dag en in dit licht. In deze setting maakt mijn verbeelding overuren en forens ik niet alleen van en naar mijn werk, maar ook heen en terug door de tijd – zo is fietsen verbeelden en wordt verbeelden dichten.

 

Want weemoedig mijmerend over het voorgaande voorjaar waarin ik haar rond deze datum voor het eerst had ontmoet en moet hebben aangesproken, zigzag ik vandaag tussen de strepen op de weg nog een aantal seizoenen verder het verleden in. Een aantal jaar geleden vond ik door dit gebied in Over-Betuwe, dat nu Park Lingezegen is gedoopt, voor het eerst mijn route over landwegen, sluiproutes en een aan haar lot overgelaten verlaten fietspad. Hier flitste ik met mijn snelle fiets de landerijen door het gescheurde asfalt over en genoot als de teller de vijfendertig aantikte. Zo ging ik voorbij aan oranje-bruine boerderijen met ramen waardoor ik na het vallen van de avond in het licht van de TV de fruitteler eenzaam op de bank zijn tabak zag pruimen en de wilgen die ernaast langs braakliggend terrein bedroefd hun zware kruinen bogen. Terwijl ik me opgetogen bewoog door de huidige realiteit van nieuwbakken vrijheid maakte mijn adolescente bevlogenheid van Park Lingezegen in alles nog meer een plek in ruste.

 

We zijn inmiddels een aantal jaar verder. Sindsdien verloor een scooterrijder die in een schitterende curve langs mij schoot verderop de macht over zijn stuur en vond hij zo de dood. Ik doorkruis dit gebied tussen waar ik woon en waar ik werk godzijdank nog iedere dag en elke zeventiende van de maand gaan mijn gedachten even naar hem uit. Terugkijkend op de jaren die zich met de seizoenen door het verleden aaneen geregen zagen, heb ik om me heen een transitie meegemaakt. Park Lingezegen ligt namelijk alweer een tijdje op de schop. Overdag wordt er met grof geschut gegraven en geploegd en ’s avonds staan ze naast de treurwilgen evenzo met hun klauwen naar de grond gekromd uitgebromd in lijn opgesteld. Het is alsof men hier letterlijk het onderste naar boven haalt. Plots op een doordeweekse morgen waren de wegen gemarkeerd met felblauwe ANWB-bordjes en bleken er bovendien langs de route diverse informatiepanelen uit de grond te zijn gestampt die vanuit meerdere hoeken over de verre velden uitkeken. Toen ik er uiteindelijk bij eentje halt hield, las en leerde ik dat onder dit nieuwe asfalt met haar versgeverfde strepen in de winter van vierenveertig zowaar de frontlijn van Operatie Market Garden getrokken was. In de Tweede Wereldoorlog bleek er heftig te zijn gevochten tussen de oprukkende Geallieerden en de Duitsers die de Britse 50ste infanteriedivisie hier tussen twee bruggen voor even tegen wisten te houden. Ik tuurde over de stille Linge en liet door haar mijn verbeelding stromen. Het besef dat ik op weg naar mijn kantoorbaan al die jaren achteloos en brutaal over de frontlinie was heengereden (en als ik nu niet snel weer opstapte om het weer te doen ik bovendien straks te laat de werkvloer zou oplopen) maakte van mij plots weer een jongetje. Ik schoof mijn muts als een helm tot over mijn wenkbrauwen, brulde even later mee met de wind (het schreeuwgeweld van de huidige generatie Britse rockbands trapt nou eenmaal lekker weg) en in het tegenlicht van de vuurrode zon kregen opstijgende reigers de contouren van luchtschepen log klapwiekend om mij heen. Stug trapte ik door langs Bolwerk Bemmel en was pas veilig wanneer ik de nieuwbouwwijken van Arnhem-Zuid bereiken zou.

 

Na een lange dag vertrok ik ’s avonds van mijn werk terug naar huis en merkte dat het een stuk kouder was geworden. Ik meende dat het zelfs een beetje regende toen ik vanonder mijn capuchon in de verte in de schemering de bushalte zag liggen. Ik zocht er dekking en zag het jonge stel waar ik in de dorpsbus wel vaker tegenover ging zitten en waarvan de jongen na meerdere ritten nog steeds niet het fijne wist van zoenen, laat staan van oorlogvoeren. In het besef dat mijn getreden sporen later nooit door iemand anders dan ikzelf zouden worden herdacht snelde ik voortaan over het Patrouillepad.

 

Jacob van Hoof

 

 

Jacob van Hoof (1981) is dichter en schrijver die publiceert onder het pseudoniem ‘Djeekop de Dichter’.

Misschien vind je deze berichten ook interessant